Hoe om te gaan met probleemgedrag

Hoe om te gaan met probleemgedrag

Op het moment dat wordt gesignaleerd dat de relatie met de cliënt niet goed loopt en er sprake is van probleemgedrag, dan zijn er verschillende dingen die je kunt doen om anders met het gedrag om te gaan.

Uitsluiten van oorzaken is één onderdeel.

Als er geen aanwijsbare oorzaak te vinden is en het gedrag blijft bestaan zijn er ook nog andere manieren om het gedrag te beïnvloeden. Als basis gaan we er van uit dat niemand kiest voor het uiten van probleemgedrag. Het is een uiting van onvermogen, onhandigheid soms of gewoon niet weten hoe het anders kan.

Het is belangrijk te weten dat probleemgedrag reacties uitlokt van de omgeving die erop gericht zijn dit gedrag te beïnvloeden. Niet altijd heeft dit het gewenste effect.

De wijze waarop iemand op het probleemgedrag reageert, heeft in hoge mate te maken met zijn tolerantie.

Ook spelen bij de acceptatie van probleemgedrag normen en waarden een grote rol.

De normen en waarden en de tolerantie kunnen per individu en per organisatie verschillen.

Hieronder staan verschillende punten uitgewerkt, die ondersteunend kunnen zijn in het contact met je cliënt.

De Basishouding

Allereerst zijn er enkele basisregels die van belang zijn.

Lees dit als een basishouding. Dit geldt voor het contact met iedereen, maar mensen met probleemgedrag zullen sneller getriggerd worden en dit middels probleemgedrag aan je teruggeven als hier onvoldoende aan voldaan wordt.

  • Ben betrouwbaar en eerlijk. Spreek desnoods uit dat je het moeilijk vindt om met bepaalde dingen om te gaan, en ga samen op zoek naar hoe het anders kan.

  • Ben transparant in wat je doet, gaat doen, wat er gezegd is en met welk doel.

  • Draag zorg voor open communicatie met de cliënt.

  • Geef duidelijke en begrijpelijke informatie aan de patiënt

  • Zorg voor een goede rapportage en observaties.

  • Zorg voor een goede onderlinge communicatie in het team en multidisciplinair.

  • Beschrijf een overzichtelijk zorgplan waar aandacht is voor het probleemgedrag en hoe je hiermee om kan gaan.

Vaardigheden en professionele overlegvormen voor goed behandelplan

Er bestaan verschillende mogelijkheden en vaardigheden om jezelf en het team te ondersteunen bij onder meer probleemgedrag in de wijk.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • Motiverende gespreksvoering

  • Multidisciplinair overleg

  • Moreel beraad

  • Casuïstiek bespreking

  • Empathisch directieve benadering

  • Het signaleringsplan

De uitwerking van deze onderdelen zijn hieronder terug te vinden onder communicatieve vaardigheden.

Uitwerking vaardigheden en professionele overlegvormen voor goed behandelplan

Motiverende gespreksvoering

De kern van motiverende gespreksvoering (MGV) is mensen te helpen om gedrag te veranderen.

Door de grondleggers, Miller en Rollnick, wordt MGV gedefinieerd als een op samenwerking gerichte gespreksstijl die iemand motivatie en bereidheid tot verandering versterkt (Miller & Rollnick, 2014). De definitie markeert duidelijk dat het gaat om de intrinsieke motivatie van de persoon zelf.

Veranderen is een lastig proces dat vaak moeizaam verloopt en veel energie kost. Het is niet gemakkelijk om uit oude patronen te stappen en nieuw gedrag te ontwikkelen en vol te houden. Tegelijkertijd brengt de verandering ook nieuwe kansen met zich mee, verbeteringen, trots over eigen kunnen, bevestiging dat iets wél kan. Een verandering die voordelen oplevert die verbonden zijn met wat door de betrokkene als belangrijk wordt gezien komt vaak wel van de grond. De waarden of intrinsieke motivatie geeft hier de doorslag. Motiverende gespreksvoering helpt deze intrinsieke motivatie te zoeken en te vinden.

Helaas is het echter zo dat mensen de iets willen veranderen ambivalent zijn. bij ambivalentie worden naast de voordelen van de verandering ook nadelen ervaren. hoe hier als hulpverlener goed mee om te gaan kun je lezen onder het kopje ambivalentie.

Concluderend kan nu gesteld worden dat het onderzoeken en versterken van de intrinsieke motivatie centraal staat.


Empathisch directieve benadering

De empathisch directieve benadering is ontworpen voor mensen met het syndroom van Korsakov. In de praktijk blijkt deze methode echter ook erg goed te werken bij mensen met cognitieve problemen en mensen die behoefte hebben aan veiligheid en structuur.

Bij het uitvoeren van de empathisch directieve benadering leeft de hulpverlener zich in, in de gevoelens en denkwereld van de cliënt en laat merken dat hij begrijpt wat er in de cliënt omgaat en hoe hij zich daarbij voelt. Daarnaast wordt er duidelijk richting gegeven aan het handelen door aanwijzingen te geven. De medewerker stuurt het gedrag van de cliënt op een invoelende en sturende wijze.

Deze benadering is gebaseerd op het 5K-model. het doel van deze methode is dat cliënten zich veilig voelen en zekerheid ervaren door een bepaalde structuur van omgang te bieden.

Het 5 K-model

  • Kort: Informatie moet kort en bondig worden overgebracht. Hierbij wordt slechts één onderwerp tegelijk behandeld.

  • (K) Concreet: Abstracte situaties en taalgebruik zijn moeilijk te bevatten. Daarom is het beter zo concreet mogelijk bij het hier en nu van de cliënten aan te sluiten. Door de situatie zichtbaar te maken, worden cliënten tot handelen uitgenodigd.

  • (K) Consequent: Het opnemen van informatie is een moeizaam proces. Opdrachten moeten eenduidig worden gegeven en verschillende hulpverleners moeten in vergelijkbare situaties zo identiek mogelijk handelen. Dit biedt duidelijkheid en houvast voor de cliënt.

  • (K) Continu: Regelmaat is belangrijk. Doordat de cliënt zich niet van zijn of haar eigen tekortkomingen bewust is, kan hij of zij die ook niet overzien of compenseren. Hierin ligt een belangrijke taak voor de hulpverleners. Zij moeten hun werk naadloos op elkaar afstemmen.

  • (K) Creatief: De hulpverleners benaderen de cliënt op een creatieve manier. Dit geldt ook voor het oplossen van problemen.


Casuïstiekbespreking

Om de situatie van de cliënt goed in beeld te krijgen is het van belang dat hier goed met elkaar over gecommuniceerd wordt binnen het team. Wat maakt dat de één meer of minder moeilijkheden ervaart in het contact met de cliënt. Durf hier open en eerlijk met elkaar over te spreken. Veroordeel elkaar niet, maar probeer elkaar te helpen, te versterken. Soms kan het helpend zijn om de zorgverlening een aantal keer samen te doen zodat je elkaar feedback kunt geven en van elkaar kunt leren.

Je kunt er ook voor kiezen om met elkaar de casus te gaan bespreken middels een casuïstiek bespreking.

Een casuïstiekbespreking kun je middels verschillende methodes doen. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de incidentie methode of de roddelmethode. Kijk even binnen je eigen organisatie of hier al bepaalde keuzes in zijn gemaakt en of deze passend zijn op de desbetreffende casus.

Naast het feitelijk bespreken van de casus en gezamenlijk zoeken naar oplossingen is het van belang dat er ook aandacht is voor emotionele steun. de hulpverleners kunnen hierbij uiting geven aan gevoelens van onmacht en angst die door het probleemgedrag worden opgeroepen. Het is belangrijk dat men het gevoel heeft serieus genomen te worden en dat er echt geluisterd wordt naar elkaar. Soms kan het helpend zijn als er iemand aansluit om meer informatie te geven over bepaalde ziektebeelden en oorzaken van probleemgedrag. Indien het wenselijk is dat een team begeleiding krijgt in de omgang met de cliënt(en) die probleemgedrag vertonen kan een psycholoog, geriater, POH GGZ of de huisarts mogelijk een rol spelen. Het is nodig om uit te zoeken binnen jouw organisatie en gemeente welke mogelijkheden hiervoor zijn. Dit is per gemeente en organisatie verschillend.

Bij een geslaagde komen er aan het eind van de bespreking handvatten uit die voldoende richting geven om beter met de situatie om te kunnen gaan. Het is verstandig om deze te verwerken in het zorgplan zodat hier ten alle tijden op teruggepakt kan worden.


Moreel beraad

Moreel Beraad is géén debat en géén discussie. Je probeert elkaar niet te overtuigen, maar je onderzoekt wat je eigen overtuigingen en vooronderstellingen zijn. Je leert je oordeel uitstellen.

Moreel beraad is een gesprek waarin je samen een voorbeeld uit je eigen praktijk onderzoekt. Dat voorbeeld is een ervaring: een situatie die je meemaakt in je werk, waarin je twijfelt wat het goede is om te doen: linksom of rechtsom? Je uitspreken of zwijgen? Iets doen of iets laten? Waar zit de angel? Wat zit je dwars? En hoe weet je nou wat ‘wijs’ is, wat het goede is om te doen?

Een moreel beraad is nooit theoretisch, of een vorm van vrijblijvend meningen uitwisselen. Het is altijd radicaal concreet: wat doe jij of wat doe jij niet, en waarom?


Signaleringsplan

Een signaleringsplan is een methodiek met als doel om een crisis of oplopend negatief gedrag te voorkomen. het plan kan zowel gebruikt worden door cliënten als door de hulpverleners. Het is een plan op maat. Elke casus zal een ander plan nodig hebben. Het is afhankelijk van de casus en de inschatting van de hulpverleners of het plan beschreven moet worden voor de cliënt of voor de hulpverleners. Het signaleringsplan kan houvast geven wat te signaleren en welke interventies dan nodig zijn om het gedrag te beïnvloeden op een positieve manier. Het is altijd van belang om dit plan altijd met de cliënt op te stellen. Ook als het gebruikt gaat worden door de hulpverleners. Zie de basishouding betrouwbaar, transparant en eerlijkheid.

Een signaleringsplan bestaat uit twee delen:

  1. Een beschrijving van de vroege voortekenen van een crisis in afzonderlijke fasen;

  2. Een beschrijving wat de cliënt, sociaal netwerk en hulpverleners het beste kunnen doen bij zo’n dreigende crisis in de afzonderlijke fasen die aan een crisis voorafgaan.

Voorbeeld signaleringsplan
https://nadanetwerk.org/2021/02/28/crisisplan-signaleringsplan/


De-escalerend gedrag

Het is van belang om de deskundigheid betreffende probleemgedrag bij medewerkers die direct betrokken zijn bij de dagelijkse zorg en activiteiten te vergroten. De volgende onderdelen komen aan de orde:

  • benadering, bejegening en attitude

  • verbale en non-verbale communicatie

  • kennis van onderliggende ziektebeelden, bijvoorbeeld dementie en CVA

  • eigen rol in het ontstaan en voorkomen van storend gedrag

  • observatie en rapportage van gedrag in het algemeen en probleemgedrag in het bijzonder

  • vroegtijdige herkenning van probleemgedrag

  • omgaan met probleemgedrag.